Frans Budé
terug naar fondslijst
home
|
|
De wereld het huis
Frans Budé is in de Nederlandstalige poëziebent één van de vaste waarden. Hij debuteerde in 1984 met 'Vlammend marmer'
(Meulenhoff), zijn laatste (reguliere) bundel verscheen daar in 2013, 'Transit'.
Het is niet zo bedoeld maar beide titels kunnen we als programmatische standpunten zien. Het oeuvre van Budé beweegt
zich tussen de polen van het 'harde' zijn, thuis, de dingen en het reizen, het op weg zijn. Dit laatste moet ook in de
metaforische betekenis gelezen worden: reizen is een levensweg afleggen.
Naast die reguliere bundels heeft Budé een indrukwekkend bibliofiel oeuvre opgebouwd. Hij publiceerde o.a. bij 'In de Bonnefant',
'Ser J.L. Prop', 'Exponent', 'Herik', 'Atalanta Pers', 'Rosbeek Books' en 'Het gonst'.
De dichter is zelf beeldend kunstenaar en heeft altijd graag een dialoog met beeldend werk aangegaan.
Het werk van Frans Budé is, zoals de mens, geëvolueerd. De jonge poëzie was abstracter, teruggetrokken en die is later 'vertellender'
geworden: het wantrouwen tegen de woorden en de betekenis lijkt minder geworden te zijn waardoor de wereld op een onbevangen manier
in deze gedichten stroomt.
Budé werkt in zijn poëzie als een archeoloog: hij ziet niet alleen wat is maar ook wat er onder verborgen zit, elk ding bergt een
geschiedenis in zich. Deze poëzie is daarom humanistisch en optimistisch: het individu is een warme schakel in een keten van feiten,
gebeurtenissen, werkelijkheden. Het menselijk bestaan krijgt zin door die geschiedenis (het krijgen) en de toekomst (het doorgeven).
Dit is het reizen van de dichter. Een mensenleven verrijken om méér te geven dan wat gekregen is.
Er is een verwantschap met Wallace Stevens, Budé voegt daar echter de tijdsdimensie aan toe. De versregels 'Het is hier vroeger'
en 'Dat wij doden zijn die daar staan', uit 'Maaltijd' (1994), kunnen als kernzinnen gelezen worden.
De dood, die in het werk van Frans Budé een prominente plaats inneemt, is geen eindpunt of een afbreken maar juist een overstijgen
van de grens: wat op het ene vlak een slotpunt is, is op een ander vlak het begin van een verdergaan. Zo moet de dood niet als
dood maar als volleven begrepen worden. Deze poëzie is een loflied op het leven, niet op een zinneloze manier maar bewust
van het verleden, het heden en de toekomst. Al is de emotie (waarschijnlijk/dikwijls) de aanleiding tot een gedicht,
toch staat de uitwerking steeds boven het anekdotische, het momentane - wat het kenmerk is van grote poëzie: het concrete
wordt algemeen, het persoonlijke menselijk.
Daarbij valt steeds het vakmanschap van deze dichter op. Hij schreef veel gelegenheidsgedichten (maar dit mag niet als dusdanig
begrepen worden), zijn onderwerpen zijn divers, zijn productie groot. De gedichten ogen 'gewoon', er is geen effectbejag,
vergis u niet: de geest heeft gewerkt.
Frans Budé werkt veel met reeksen, het kenmerk van een denkende dichter. Een gedicht is, net zoals een mens, een schakel in het
geheel. Het is een stap (zoals het ook weerklinkt in 'levensstappen') in een exploreren van een 'probleem', een 'thema'.
Elk gedicht is daarmee een gedachte. Maar terwijl het 'harde denken' tot een resultaat leidt, refereert deze veelkantigheid
in de poëzie aan het vlietende leven.
De Druksel-uitgave bevat twee reeksen. 'Bij de bomen' is opgedragen aan Leo Herberghs en toont ons, zielloze schepsels,
de schoonheid, de zwakheid en het leven van de bomen, hoe deze belaagd worden.
'Kantel het bos' toont de levendigheid van het bos, het onvermoede leven. Dit is wat een dichter doet: de sensibiliteit waarmaken,
bewaken, een glimp laten zien.
|