REIN DUFAIT
terug naar fondslijst
home
|
|
Alhoewel Rein Dufait een ‘beeldhouwer’ is, presenteert
Druksel met ‘Tezamoraan’ een tekeningenboek, of
beter: de tekeningen zijn schetsen voor beeldprojecten. Toch
hebben deze prenten een autonome status: uitgevoerd of niet:
zo zou het kunnen zijn.
De werken van Rein Dufait hebben immers in elk stadium van hun
bestaan een eigen status. Wanneer is een werk af? Wanneer en
waarom moet er nog aan gewerkt worden? Wat is het einde? En
dus: wat is het begin?
Rein Dufait stelt zich in zekere mate tegenover het klassieke
in de cultuurgeschiedenis. Klassiek is dat wat af is, het is
volbracht. Er zijn evenwichten, er is duurzaamheid, er is een
object, het werk kan verhandeld en verplaatst worden. Het sublieme,
het verhevene, die aftandse metafysische begrippen, hebben geen
betekenis meer. De schoonheid van het leven is wat leeft, wat
zou kunnen leven, wordt door de kunstenaar in het onaffe geblazen.
Het is in het laten bestaan, het plotse loslaten, dat de kunst
bestaat.
Bij Rein Dufait is dit anders. De cultuurobjecten, het levenloze,
staan niet langer meer tegenover de natuurelementen, het levende,
maar worden getransformeerd tot dingen die zelf leven. Er kan
toegevoegd worden, er kan gekapt worden; soms worden dingen
gedeeld of samengevoegd; het vernietigen van een werk kan leiden
tot de geboorte van een nieuw werk. Het is alsof de dingen zelf
aangroeien; het werken is een natuurlijk proces. De tweedeling
tussen natuur en cultuur wordt opgegeven. Dufait behoort daarmee
tot een andere wereld dan de meeste kunstenaars: niet de natuur
is een inspiratiebron maar de gemaakte objecten zijn dat. De
natuur dringt het atelier binnen maar is niet langer natuur.
Ook de grondstoffen waarmee het werk gemaakt is, behoren niet
langer tot de natuur maar zijn elementen uit de gemaakte wereld.
De levenloze dingen worden levend en krijgen daardoor geen definitieve
status. Het is alsof de werken, ook al zijn ze het atelier uit
geraakt, blijven verder leven, ze zullen groeien en andere objecten
of materialen verzamelen. We denken aan het staketsel.
De kunst is aldus geen afbeelding van de natuur of een zich
afzetten tegen de natuur (de hoek i.p.v. de gebogen lijn), maar
het overnemen van het levensprincipe waarde vormen een autonoom
bestaan veroverd hebben. Er zijn wel degelijk artefacten, maar
niet de materie, het principe is essentieel.
‘Het doet denken aan’, of ‘Het komt van daar’
hebben in deze context geen enkele zin omdat het werk niet refereert
aan de wereld maar er los van staat en er toch tegelijkertijd
deel van uitmaakt omdat het is wat het is. Kunst is wat het
altijd zou moeten zijn: een ‘Fremdkorper’.
Het onaffe is daarmee dé status van het werk geworden.
Omdat het werk nooit af is, herbergt het vele mogelijkheden
in zich, het heeft potentie en niemand heeft het laatste woord.
Ook al zijn ze de objecten de wereld ingestuurd, toch blijven
ze wachten op, ja op wat?
Niet op vervolmaking, maar op leven.
Constant is er werk, arbeid.
Sommige werken hebben nu al een bijna iconische waarde, zoals
bijvoorbeeld Wonogirl (2009), en we vragen ons af hoe dit komt.
De werken zijn nieuw, hebben nog geen documentaire betekenis
gekregen en toch herkennen we ze als zijnde van onszelf.
Het is het onaffe dat herkenbaar is, we zien een vreemd object
dat in ons verscholen zat en daarom ons bekend is. De werken
van rein Dufait herinneren aan de primitieve beelden, ze gaan
dieper dan de cultuur en de omgangsvormen. Er is een herkenbaarheid
van de ‘art brut’, ‘l’idiot savant’.
Er is een ruwheid en een bruutheid die aangrijpend zijn; het
is de weigering te lokken, te verleiden. Toch is er van de kunstenaar
uit geen neiging tot afstoten. Hij maakt de dingen, hij zwijgt,
hij toont.
Sla op zijn handen of hij blijft er aan prutsen.
|